Mijn handen trillen. Mijn hoofd tolt. Ik ben nog nooit zo chagrijnig geweest. Ik kan niet langer zonder. Ik moet het nu halen. Ik ga gewoon. Nu. Ondanks dat het buiten donker is en regent en mijn maag rammelt, stap ik op mijn fiets en race ik naar de binnenstad van Leiden.
“Dat wordt dan 18,95 alstublieft”, zegt het verveelde meisje achter de kassa zo uitdrukkingsloos als maar kan. Zonder nadenken roetsj ik mijn pinpas door het automaat, typ ik mijn pincode in en druk ik op OK. Betaling geaccepteerd. Ja, doe het pinbonnetje er maar bij, zeg ik ongeduldig. Dan overhandigt ze het mij. Eindelijk, na twee lange, zware weken. Een nieuw, schattig, helemaal-volgens-de-laatst-mode shirtje. In de sale! Instant geluk in een papieren tasje.
Oké, ik geef het toe: ik ben verslaafd. Aan dat gevoel even snel iets nieuws voor mezelf te kopen. De broek met die gaten waar tegenwoordig iedereen mee loopt. Het zoveelste jasje omdat het toch in de sale was. Het voelt gewoon lekker om iets nieuws aan te trekken en een spiegelbeeld te zien dat – enigszins – lijkt op de cover van Vogue. Waar, omdat het ‘in’ is, de helft van Nederland ook al in rondloopt, maar dat maakt me geen zak uit, want ik heb het nu ook. Dat gevoel is ‘onbetaalbaar’.
Als ik naar huis fiets, overvalt me heel even dat schuldgevoel. Heb ik dit shirtje nou echt nodig? Is het niet stiekem gemaakt door een veel te jong meisje onder erbarmelijke omstandigheden met een belachelijk laag salaris? Heb ik niet al een shirtje dat er best wel op lijkt? Nee, nee, toch niet. Dat stofje is heel anders. Dit shirtje, vers van de pers, past overal bij. Daarbij, toen ik vanmorgen voor mijn kast stond, had ik écht niets om aan te trekken. En als ik niks meer koop, heeft dat meisje ver weg helemáál geen inkomen meer, toch?
‘Dus eigenlijk maak ik de wereld er zelfs wat mooier op met mijn koopgedrag’
Oh ja, en wat ik niet meer draag gooi ik niet zomaar weg… Nee, ik doneer al die nog-in-perfecte-maar-ze-zijn-alweer-uit-de-mode kledingstukken gewoon aan het goede doel! Ik gooi ze in zo’n container onder de grond, waarna het wordt opgestuurd naar de kindjes in derdewereldlanden die nu nog naakt rondlopen, maar straks dankzij mij niet meer. Dus eigenlijk maak ik de wereld er zelfs wat mooier op met mijn koopgedrag. Eind goed, al goed!
Zou je denken. Voor het eerst in mijn leven woon ik zo’n derdewereldland waar die sweatshops zijn én waar die nog-in-perfecte-maar-ze-zijn-alweer-uit-de-mode kledingstukken uit de ondergrondse containers gedumpt worden. Het doet me in één klap beseffen hoe ‘onbetaalbaar’ mijn fast fashion verslaving is. En dat mijn redenering ‘ja maar ik compenseer toch door mijn kleding te doneren aan arme kindjes’ veel te makkelijk is.
Juist door alle snelle, wisselende, wegwerpcollecties van mijn vaste adresjes (ZARA, MANGO, VILLA, H&M, enzovoort) bestaat er in landen als Haïti, de landen waar die kleding in elkaar wordt gezet tegen hongerloontjes, geen mode. Hier op straat geen skinny jeans en blokhakken (of zijn die alweer uit?). Ik heb in de twee maanden dat ik hier ben nog geen enkele kledingwinkel gezien, met de nieuwste trends aan de rekken. Waarom niet? Omdat er veel te veel niet-meer-in-de-mode-kleding (pepe, zo noemen ze het hier) uit het westen wordt gedumpt in dit land. Een groot deel daarvan schijnt op enorme vuilnisbelten terecht te komen, waar het giftige gassen de atmosfeer in slingert. De rest wordt per kilo verkocht aan handelaren, die het voor lage prijzen verkopen langs de kant van de weg. Conclusie: de lokale kledingindustrie is weggeconcurreerd door onze ‘gulle’ giften.
Ik besefte me ineens hoe ironische het is: de kids van Bon Repos lopen in T-shirts die misschien wel in de sweatshops van Port-Au-Prince in elkaar zijn gezet, gedragen door Amerikanen totdat ze niet goed genoeg meer waren, om vervolgens weer verscheept te worden naar Haïti, waar ze ook met dat gat nog prima een paar jaar mee kunnen. Het resulteert in nogal hilarische – of moet ik zeggen trieste – situaties. Volwassenen zijn lopende reclameborden voor een Soa-kliniek in Dallas, zijn fan van Spongebob of waren te gast bij het vrijgezellenfeest van Bob in 2007. Kinderen zijn door de opdruk op hun shirt ineens een lifeguard, vierden het zomerkamp van 2004 bij Club Riverside of zitten bij het Kentucky kinderkoor.
Nu kan ik die arme Haïtianen in onze afdankertjes natuurlijk heel zielig vinden. Maar als ik er goed over nadenk, ben ík eigenlijk degene die zielig gevonden moet worden. Ik met mijn verslaving aan fast fashion. Ik met mijn noodzaak om er telkens weer volgens de laatste mode bij te moeten lopen. Ik die telkens weer als een kip zonder kop naar de winkelstraat moet fietsen om aan het nieuwe modebeeld te voldoen.
Voorlopig werk ik hier – zij het gedwongen – aan mijn afkickproces, maar ooit zal ik weer slijmend langs een etalage vol verleidingen lopen. Daarom alvast wat hulpmiddelen om de cirkel ‘sweatshop – etalage – mijn kledingkast – kledingcontainer – afvalberg in derdewereldland’ te doorbreken:
- Kennis is macht. Kijk de documentaire The True Cost (o.a. te zien via Netflix).
- Lenen is het nieuwe hebben: kijk eens bij de Kledingbibliotheek of say yes to the dress (voor een week dan) bij 46 Dresses.
- Slow is het nieuwe sexy. Check deze 10 toffe ‘Tony Chocolonely’s’ onder de kledingmerken!
- Less is more. Ja inderdaad, dan kan je in plaats van vier truien maar één trui kopen. Maar geef toe, je kast puilt al uit, toch?
- Eerlijk shoppen is makkelijker dan je denkt. Doe mee met de Fashion Revolutie!
Charlotte
Confronterend artikel. Vanuit de werkelijkheid van Haiti. Een goede leerschool daar.
LikeLike
Zo tof dat je dit doet en schrijft…je inspireert me om betere keuzes te maken. Thanx!
LikeLike
Thanks Jet! exact onze bedoeling 🙂
LikeLike